Bep staat voorover gebogen naast haar bed. Ze stoeit met het koordje van haar pyjamabroek. Haar vermagerde handen beven, de kracht is verminderd. Haar zoon heeft deze teddyachtige pyjama voor haar gekocht. Op haar gezicht tekenen de jaren, maar in haar nieuwe pyjama lijkt ze weer een klein meisje in een broek op de groei. Ik help haar met het pyjamakoord, zodat de broek niet van haar smalle heupen afglijdt.
“Ik was eigenlijk op weg naar de wc,” zegt ze. Ik geef haar een arm, samen lopen we naar het toilet. Ik help haar weer met haar pyjamakoord losknopen en ze gaat op het toilet zitten.
Ik zal toch niet….
Om haar wat privacy te geven wacht ik buiten de badkamer. Het blijft een tijdje stil. Na een poosje informeer ik of het gaat.
“Volgens mij heb ik door mijn onderbroek heen geplast,” zegt Bep met een bibber in haar stem. Mijn lichaam verstrakt. Oh nee, het zal toch niet?
Als ik de badkamer binnenloop kijkt Bep mij verdrietig aan. Haar pyjamabroek zwemt rond haar enkels. Haar onderbroek heeft ze nog aan. Ik heb haar dus echt door haar onderbroek laten plassen. Ik hurk naast haar en zie dat dit geen situatie is om met humor op te lossen.
“Wat vervelend is dit toch,” zegt ze met terneergeslagen ogen.
“Wat naar,” zeg ik. “Ik had het ook niet door. Dit is wel erg onhandig van mij.”
“Ik had het zelf eerst ook niet in de gaten,“ zegt Bep en ze zucht.
Ik stel voor om haar te helpen met opfrissen en schoon ondergoed aan te doen. Ze stemt in en zo doen we het. Gearmd lopen we weer terug naar haar bed.
Wat dom van me.
Ik sluit met een brok in mijn keel haar kamerdeur. Met de deurklink nog in mijn hand haal ik adem. Dit moet ik toch echt aan de verpleegkundige melden. In de 50 meter op weg naar het kantoor raast mijn hoofd als een dolle. ‘Oh, wat stom van me. Ik heb een bewoonster in haar onderbroek laten plassen. Wat als haar zoon het hoort?’ Ik moet even slikken. Nog 30 meter. ‘Haar zoon is zelf verpleegkundige. Wat moet hij hier wel niet van denken? Straks mag ik niet terugkomen als vrijwilliger, word ik ontslagen.’ Mijn hart bonst. Nog 10 meter. ‘Kun je eigenlijk als vrijwilliger ontslagen worden? Is dit dan mijn laatste dienst?’
De deur van het kantoor van de verpleegkundige is bereikt. Daar sta je dan, met je goede gedrag. Ik haal diep adem. Met klamme handen open ik de deur.
Hakkelend en stamelend biecht ik mijn geblunder op. De verpleegkundige begint te lachen. Mijn wenkbrauwen gaan van verbazing omhoog, lacht ze nou?
Blunders maken is menselijk
“Ah joh, maak je niet druk!” zegt ze. “Dat soort dingen overkomt mij ook. Weet je, in mijn leerlingentijd heb ik een keer de po uit de postoel getrokken, terwijl meneer er nog op zat. Zijn jongeheer hing nog in de po. Zijn gevloek galmde over de hele afdeling.” En nog meer gênante taferelen buitelen over me heen. Ik voel de spanning en stress van me afglijden. Langzaam begin ik ook te lachen. Blunders maken is menselijk, vrijwilligerswerk is mensenwerk. En ik mag gewoon blijven.